Zaak Achbita: duidelijkheid over hoofddoekenverbod op de werkvloer

14 maart 2017
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Geloof of levensbeschouwing

Een privébedrijf kan een islamitische hoofddoek verbieden voor werknemers die visueel contact hebben met klanten. Dit verbod kan alleen als er op voorhand een neutraliteitsbeleid bestaat en dit op een consequente wijze toegepast wordt voor alle filosofische, religieuze en politieke uitingen. De werkgever moet bovendien nagaan of werknemers die uiting willen geven aan hun religieuze, filosofische of politieke overtuiging een andere functie kunnen krijgen, zonder direct contact met klanten.

Dat heeft het Europese Hof van Justitie vandaag geoordeeld in de zaak Achbita. ‘Door dit arrest is het duidelijk dat de werkgever religieuze, filosofische en politieke uitingen enkel kan verbieden als er een coherent en systematisch neutraliteitsbeleid bestaat. Enkel islamitische hoofddoeken verbieden kan dus niet,’ reageert Unia-directeur Els Keytsman. 'De werkgever die een neutraal imago wenst, mag ook niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is. Het Hof laat de neutraliteit daarom alleen toe in situaties waarbij er visueel contact is met klanten.'

Als er geen neutraliteitbeleid bestaat, kan de werkgever ook geen verbod opleggen op vraag van een klant. Ook niet als zijn werknemer een opdracht uitvoert bij een klant die wel een neutraliteitsbeleid voert. Deze verduidelijking gaf het Europese Hof van Justitie in de zaak Bougnaoui.

Duidelijkheid

‘De uiteenlopende rechtspraak in ons land weerspiegelde de maatschappelijke gevoeligheden rond religie in onze samenleving,’ klinkt het bij Unia-directeur Els Keytsman. De antidiscriminatiewetgeving bood tot nu toe veel ruimte aan rechters. ‘Deze arresten van het Europese Hof van Justitie brengen noodzakelijke klaarheid.’

Zowel het Belgische Hof van Cassatie als het Franse Cour de Cassation wilden van het Europese Hof weten wanneer privébedrijven hun werknemers kunnen verbieden om hun geloof op het werk te uiten, door bijvoorbeeld een hoofddoek te dragen. Deze verduidelijking komt er naar aanleiding van twee rechtszaken over de islamitische hoofddoek, maar deze principes gelden voor alle uitingen van filosofische, religieuze en politieke overtuiging. 

Cijfers en studies

In 2016 opende Unia 79 dossiers over moslims die discriminatie meldden op de werkvloer. Praktiserende moslims worden geconfronteerd met obstakels op een arbeidsmarkt waar een neutraal voorkomen vaak de norm is. In die zin maakt het arrest duidelijk wat aanvaardbaar is of niet om reden van neutraliteit. 

Uit Europees onderzoek[1] blijkt dat in België 44 procent van de werkgevers zegt dat een hoofddoek een negatieve invloed kan hebben op de selectie. Onderzoek van Unia zelf bevestigt die cijfers. ‘45 procent van de HR-medewerkers die meededen aan onze grootschalige studie[2] gaven toe dat bijvoorbeeld een hoofddoek meespeelt in de uiteindelijke keuze.’  

‘Nochtans is het in ieders belang dat de grondrechten van alle werkzoekenden en werknemers zoveel mogelijk gerespecteerd worden in alle aspecten van de samenleving,’ vult Keytsman aan.

‘Godsdienstvrijheid blijft het basisprincipe en eventuele beperkingen hierop moet gerechtvaardigd en proportioneel zijn. Maar geloof kan geen reden zijn om bepaalde essentiële arbeidstaken niet te doen of om zelf collega’s of klanten te discrimineren. De sociale partners hebben in bedrijven een belangrijke taak om de bedrijfsreglementen zodanig op te stellen dat de rechten van alle betrokkenen, werkgevers, werknemers en klanten met elkaar verzoend worden,’ klinkt het.

Hoe gaat het verder?

Het is nu aan het Belgische Hof van Cassatie om zich uit te spreken, rekening houdend met dit Europese arrest en andere elementen van de zaak. Het arrest moet nu bestudeerd worden om te kijken naar de concrete gevolgen voor de werkvloer.

[1]  Enar, studie Forgotten Women, p.31

[2] Diversiteitsbarometer Werk, p73