Ga verder naar de inhoud

Hof van beroep Brussel (Franstalig), 2 december 2024

De appelanten werden als metissen geboren in Belgisch-Congo. Ze werden zonder toestemming weggehaald bij hun moeder en ondergebracht in een missiepost. Het hof van beroep oordeelt dat er sprake is van misdaden tegen de mensheid en kent de appelanten elk een schadevergoeding toe van 50.000 euro.

[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]

Gepubliceerd op: 02/12/2024
Domeinen: Ander actiedomein
Beschermde kenmerken: Racisme, Ander beschermd kenmerk
Rechtsinbreuk(en): Andere
Rechtsmacht: Hof van beroep
Rechtsgebied: Brussel
Unia (burgerlijke) partij: neen

Feiten   

De appelanten werden geboren in Belgisch-Congo als metissen (kinderen van Afrikaanse vrouwen en niet-Afrikaanse kolonialen). 

Ze formuleren 3 grieven tegenover de Belgische staat:

  • Misdaden tegen de mensheid gepleegd tot aan de onafhankelijkheid van Belgisch-Congo (1960): de appelanten werden als kind weggehaald bij hun moeder (zonder toestemming) en er werd hen gezegd dat hun vader onbekend was (wat niet het geval was). Ze werden onder de voogdij van de Belgische staat geplaatst en ondergebracht in een missiepost (waar ze slecht werden behandeld). 
  • Voortdurende misdaden tegen de mensheid na de onafhankelijkheid van Belgisch-Congo (1960): na de onafhankelijkheid van Belgisch-Congo (1960) verhinderde de Belgische staat lange tijd dat de appelanten de Belgische nationaliteit konden verwerven en dat ze toegang kregen tot hun persoonlijk dossier.  
  • De fundamentele rechten van de appelanten werden blijvend geschonden omdat ze enerzijds geen informatie konden verkrijgen die hen toeliet om hun geschiedenis in kaart te brengen en hun identiteit te achterhalen en omdat ze anderzijds geen aanspraak konden maken op herstel voor de fouten die tegenover hen werden begaan.

In eerste aanleg werd het verzoek van de betrokkenen ongegrond verklaard (rechtbank van eerste aanleg van Brussel (Franstalig), 8 december 2021).

Beslissing

  • Eerste grief: het hof van beroep oordeelde dat het weghalen van de kinderen, enkel en alleen omwille van hun origine, een misdaad tegen de mensheid vormde overeenkomstig de beginselen van het internationale recht die werden erkend door het Statuut van het Tribunaal van Nürnberg en die uiterlijk op 11 december 1946 in het internationaal strafrecht werden opgenomen. Het hof van beroep oordeelde ook dat de Belgische staat zich niet kon beroepen op de verjaring.
  • Tweede grief: het hof van beroep oordeelde dat door de appelanten onvoldoende werd aangetoond dat de Belgische staat lange tijd verhinderde dat ze de Belgische nationaliteit konden verwerven, omwille van hun origine, en dat ze toegang konden krijgen tot hun dossier. Er kon wat dat betreft geen misdaad tegen de mensheid worden vastgesteld.
  • Derde grief: het hof van beroep oordeelde dat geen fout van de Belgische staat kon worden aangetoond. 

Het hof van beroep kende elke appellant een morele schadevergoeding toe van 50.000 euro.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Brussel (Fr.), 2-12-2024 – rolnummer 2022/AR/262

 

Wetgeving: 

 

 

 

 

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?