Ga verder naar de inhoud

Arbeidsrechtbank Brussel (Nederlandstalig), 3 september 2019

Een man is sinds 2006 via zijn BVBA werkzaam voor een bedrijf. In 2017 kondigt de man aan dat hij voortaan in een rolstoel naar het werk zal komen. Niet veel later zegt het bedrijf de samenwerkingsovereenkomst op. In zijn advies stelt de arbeidsauditeur vast dat de man het slachtoffer is geworden van een ongunstige behandeling omwille van zijn handicap, maar hij past de antidiscriminatiewet niet toe omdat de dienstverleningsovereenkomst werd afgesloten tussen 2 vennootschappen.

[Hoger beroep: Arbeidshof Brussel (Nederlandstalig), 4 januari 2022]

[Waarschuwing: vonnissen en arresten kunnen kwetsend taalgebruik bevatten.]

Gepubliceerd op: 03/09/2019
Domeinen: Arbeid
Beschermde kenmerken: Discriminatie op basis van handicap (validisme)
Rechtsinbreuk(en): Discriminatie (burgerrechtelijk), Directe discriminatie
Rechtsmacht: Arbeidsrechtbank
Rechtsgebied: Brussel
Unia (burgerlijke) partij: ja

Beslissing

De arbeidsrechtbank verklaart de vordering van de man gegrond.  De chronologie van de feiten brengt de rechtbank ertoe om te besluiten dat er een vermoeden van discriminatie op basis van handicap is. De rechter wijst er verder op dat het bedrijf er niet in slaagt om het tegenbewijs te leveren dat de samenwerking op basis van andere criteria dan de handicap is beëindigd.

Dat de samenwerking tussen het bedrijf en de man plaatsvond via een dienstverleningsovereenkomst doet volgens de rechter geen afbreuk aan de bescherming van de Antidiscriminatiewet. De bescherming van die wet is van openbare orde, ongeacht in welke juridische vorm de arbeid wordt verricht.

Unia was betrokken partij.

Afgekort: Arb.rb.Brussel, 3-09-2019

Op de hoogte blijven van juridisch nieuws?