De definitie van personen met een handicap in de reglementering van de sociale huisvesting

9 juli 2013
Actiedomein: Huisvesting
Discriminatiegrond: Handicap

Onderwerp: de definitie verruimen van personen met een handicap in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen.

Bestemmelingen: Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, Service PHARE (Personne Handicapée Autonomie Recherchée), Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

Vaststelling

Artikel 2 § 9 van het besluit van de Brusselse regering van 26 september 1996, houdende de regeling van de verhuur van de woningen beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, definieert een persoon met een handicap als 'iemand die als gehandicapte wordt beschouwd overeenkomstig artikel 135, eerste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen'. Dat wetboek beperkt de omschrijving van een persoon met een handicap tot, onder andere, iemand wiens capaciteit beperkt is tot 66%. 

Met die definitie wordt een hele reeks personen met een ziekte die niet omschreven is in artikel 135 van het Wetboek van de Inkomensbelasting uitgesloten van voorrangspunten voor de toekenning van een sociale huisvesting. Bovendien worden sommige chronische ziektes of degenererende ziektes in bepaalde stadia (nog) niet erkend als een beperking van 66% van de capaciteit.

Nochtans kan de behandeling van een ziekte, en de impact ervan op het sociale en professionele leven grote financiële gevolgen hebben, waardoor de betrokkenen ook in aanmerking zouden moeten komen voor voorkeurspunten bij de toewijzing van een sociale woning.

Het is in dit kader belangrijk te wijzen op de veel ruimere definitie van personen met een handicap gegeven in het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap: 'Personen met langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.' Die definitie komt voort uit het sociaal model van handicap, waarin men eerder spreekt van een ‘disabling environment’: een onaangepaste omgeving draagt bij tot iemands handicap. De handicap wordt niet enkel geëvalueerd op basis van het medische aspect (een beperking uitgedrukt in een percentage), maar ook ten aanzien van een gegeven situatie.

In de Europese rechtspraak inzake het non-discriminatiebeginsel heeft het Hof van Justitie, in zijn arrest-Chacon Navas, het begrip ‘handicap’ omschreven als 'een beperking die met name het gevolg is van lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen en die de deelneming van de betrokkene aan het beroepsleven belemmert'.

Het Hof voegt daaraan toe dat 'een beperking dus slechts als een 'handicap' kan worden opgevat indien het waarschijnlijk is dat zij van lange duur is'.

De Internationale Classificatie van het Menselijke Gunctioneren (ICF) van de Wereldgezondheidsorganisatie bevat ook een ruimere definitie van het begrip handicap.

In het kader van deze definities kan een ziekte worden beschouwd als een handicap, en behoeft ze bijgevolg dezelfde aandacht.

Voorstel van het Centrum

Het Centrum stelt voor om de definitie in het besluit van de Brusselse Regering van 26 september 1996 aan te passen, zodat het ook personen omvat met een langdurige ziekte die de mentale, zintuigelijke en fysieke capaciteiten van de persoon beperkt en daardoor voor deze een zware bijkomende financiële last betekent. 

Het Centrum nodigt de Brusselse regering uit zich te baseren op het VN-Verdrag om de definities zoals gebruikt in artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 5 maart 2007 tot organisatie van de werving van personen met een handicap in het federaal administratief openbaar ambt en het Besluit van 18 december 2003 van de Waalse regering houdende de Waalse Ambtenarencode (Art. Art. LI.TIV.CII.1e) uit te breiden. 

Het Centrum wijst er eveneens op dat de eventuele verruiming van de voorgestelde definitie van het begrip ‘personen met een handicap’ enkel betrekking heeft op de toegang tot sociale huisvesting en de toekenning van voorkeurspunten, en niet op de toekenning van een aangepaste woning voor personen met een handicap. Er moet worden vermeden dat de aangepaste woningen worden toegekend aan personen met een handicap die ook een niet-aangepaste woning zouden kunnen betrekken. Dat is belangrijk, gezien het ontoereikende aantal aangepaste woningen in het patrimonium van de sociale huisvestingsmaatschappijen.

Wettelijke referenties

  • Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regelingvan de verhuur van de woningen beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen  
  • VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap 
  • Koninklijk Besluit van 5 maart 2007 tot organisatie van de werving van personen met een handicap in het federaal administratief openbaar ambt
  • Besluit van 18 december 2003 van de Waalse regering houdende de Waalse Ambtenarencode
  • Internationale Classificatie van het Menselijke Functioneren (ICF) van de Wereldgezondheidsorganisatie