Artikel 24: onderwijs

De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op onderwijs. Teneinde dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, waarborgen Staten die Partij zijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren en wel met de volgende doelen:

  • de volledige ontwikkeling van het menselijk potentieel en het gevoel van waardigheid en eigenwaarde en de versterking van de eerbiediging van mensenrechten, fundamentele vrijheden en de menselijke diversiteit;
  • de optimale ontwikkeling door personen met een handicap van hun persoonlijkheid, talenten en creativiteit, alsmede hun mentale en fysieke mogelijkheden, naar staat van vermogen;
  • het in staat stellen van personen met een handicap om daadwerkelijk te participeren in een vrije maatschappij.

Bij de uitoefening van dit recht waarborgen de Staten die Partij zijn dat:

  • personen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van het algemene onderwijssysteem, en dat kinderen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van gratis en verplicht basisonderwijs of van het voortgezet onderwijs;
  • personen met een handicap toegang hebben tot inclusief, hoogwaardig en gratis basisonderwijs en tot voortgezet onderwijs en wel op basis van gelijkheid met anderen in de gemeenschap waarin zij leven;
  • redelijke aanpassingen worden verschaft naar gelang de behoefte van de persoon in kwestie;
  • personen met een handicap, binnen het algemene onderwijssysteem, de ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben om effectieve deelname aan het onderwijs te vergemakkelijken;
  • doeltreffende, aan het individu aangepaste, ondersteunende maatregelen worden genomen in omgevingen waarin de cognitieve en sociale ontwikkeling wordt geoptimaliseerd, overeenkomstig het doel van onderwijs waarbij niemand wordt uitgesloten.

De Staten die Partij zijn stellen personen met een handicap in staat praktische en sociale vaardigheden op te doen, teneinde hun volledige deelname aan het onderwijs en in het gemeenschapsleven op voet van gelijkheid te vergemakkelijken. Daartoe nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen, waaronder:

  • het vergemakkelijken van het leren van braille, alternatieve schrijfwijzen, het gebruik van ondersteunende en alternatieve communicatiemethoden, -middelen en -vormen, alsmede het opdoen van vaardigheden op het gebied van oriëntatie en mobiliteit en het vergemakkelijken van ondersteuning en begeleiding door lotgenoten;
  • het leren van gebarentaal vergemakkelijken en de taalkundige identiteit van de gemeenschap van doven bevorderen;
  • waarborgen dat het onderwijs voor personen, en in het bijzonder voor kinderen, die blind, doof of doofblind zijn, plaatsvindt in de talen en met de communicatiemethoden en -middelen die het meest geschikt zijn voor de desbetreffende persoon en in een omgeving waarin hun cognitieve en sociale ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Teneinde de uitoefening van dit recht te vergemakkelijken, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om leerkrachten aan te stellen, met inbegrip van leerkrachten met een handicap, die zijn opgeleid voor gebarentaal en/of braille, en leidinggevenden en medewerkers op te leiden die op alle niveaus van het onderwijs werkzaam zijn. Bij deze opleiding moeten de studenten worden getraind in het omgaan met personen met een handicap en het gebruik van de desbetreffende ondersteunende communicatie en andere methoden, middelen en vormen van en voor communicatie, onderwijstechnieken en materialen om personen met een handicap te ondersteunen.

De Staten die Partij zijn waarborgen dat personen met een handicap, zonder discriminatie en op voet van gelijkheid met anderen, toegang verkrijgen tot het tertiair onderwijs, beroepsopleidingen, volwassenenonderwijs en een leven lang leren. Daartoe waarborgen de Staten die Partij zijn dat redelijke aanpassingen worden verschaft aan personen met een handicap.

Europees Comité voor Sociale Rechten

AEH vs Frankrijk (2013)

In feite

De organisatie Action Européenne des Handicapés (AEH) klaagt aan dat Frankrijk het recht op onderwijs van kinderen en jongeren met autisme niet garandeert en dat het niet alle noodzakelijke stappen neemt om de toegang tot een beroepsopleiding te waarborgen. 

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Çam v. Turkije (2016)

In feite

De eiseres is een blinde Turkse vrouw. In 2004 neemt ze met succes deel aan een toegangsproef voor het Turks nationaal muziekconservatorium dat verbonden is met de technische universiteit van Istanbul. In het kader van haar inschrijvingsprocedure, stelt een ziekenhuiscommissie van Bakırköy een medisch rapport op met als conclusie dat ze instructies mag ontvangen in de afdelingen van het conservatorium waarvoor het zichtvermogen niet vereist is. Het Conservatorium verklaart dat geen enkele afdeling alsdusdaning onder die categorie valt, waarop het aan de hoofdgeneesheer van het ziekenhuis vraagt om een nieuw rapport op te stellen zodat duidelijk werd of het jonge meisje al dan niet geschikt was om een opleiding aan het conservatorium te volgen. Daarenboven weigerde het conservatorium de inschrijvingsaanvraag van mevrouw Çam.

Nationale rechtspraak

Rechtbank van eerste aanleg Brussel (2017)

In feite

Een aantal ouders van slechtziende kinderen spande een rechtszaak in tegen de Vlaamse Gemeenschap omdat ze vonden dat hun kinderen op school onvoldoende ondersteuning kregen. 

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen (2018)

In feite

Een leerling met Down die al van in de kleuterklas op dezelfde school voor gewoon onderwijs les volgt, kon niet doorstromen naar het tweede leerjaar. Met het oog op de overstap naar het tweede leerjaar werd een ‘poll’ gehouden onder de leerkrachten met de vraag wie bereid was om – mét maximale ondersteuning – les te geven aan de jongen. Behalve de zorgleerkrachten reageerde geen van de leerkrachten positief. De ouders kregen de boodschap dat ze op zoek moesten gaan naar een andere school.