Rechtbank van eerste aanleg Brussel, 24 november 2021
De stad Brussel koos voor een exclusief (uitsluitend) neutraliteitsbeleid. Ze verbood daarom het dragen van religieuze symbolen in al haar instellingen, ook in van instellingen voor hoger onderwijs en volwassenenonderwijs. De stad verhinderde zo jonge moslima’s met een hoofddoek lessen te volgen. De zaak gaf ook aanleiding tot een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof (GW.Hof, 4-06-2020).
![](/files/Beelden/Iconen/08-Hoofddoek.png)
Datum: 24 november 2021
Instantie: Rechtbank van eerste aanleg Brussel
Criterium: geloofsovertuiging
Actiedomein: onderwijs
Beslissing:
In zijn uitspraak over het concrete geval heeft de Brusselse rechtbank van eerste aanleg er echter aan herinnerd dat dit verbod, gezien het belang ervan, eerder bij decreet zou moeten worden vastgesteld, en niet via een intern schoolreglement. De rechtbank verklaarde dat dit verbod een indirecte discriminatie vormt en verplicht de stad Brussel er een einde aan te maken.
Unia was betrokken partij.
Afgekort: Rb.1ste A. Brussel, 24-11-2021
Vergelijkbare rechtspraak Rechtbank van eerste aanleg Brussel, 24 november 2021
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 16 mei 2024
Twee middelbare scholen uit het Vlaamse gemeenschapsonderwijs verbieden hun leerlingen om zichtbare religieuze tekenen te dragen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelt dat dit verbod niet in strijd is met de bepalingen over de godsdienstvrijheid uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.