Ondernemingsrechtbank Brussel (Franstalige), 7 maart 2005

7 maart 2005
Discriminatiegrond: Leeftijd
Gerechtelijk arrondissement: Brussel
Rechtsmacht: leeg

In september 2003 deelde een verzekeraar aan zijn verzekerden mee dat de premies voor de hospitalisatieverzekering zouden stijgen. De procentuele stijging was hoger voor oudere polishouders. De verzekeringsmaatschappij rechtvaardigde dit onderscheid door het feit dat de kosten van een  ziekenhuisopname hoger zijn voor oudere polishouders dan voor jongere.

Datum: 7 maart 2005

Instantie: ondernemingsrechtbank

Criterium: leeftijd

Actiedomein: goederen en diensten

De feiten   

In september 2003 deelde een verzekeraar aan zijn verzekerden mee dat de premies voor de hospitalisatieverzekering zouden stijgen. De procentuele stijging was hoger voor oudere polishouders. De verzekeringsmaatschappij rechtvaardigde dit onderscheid door het feit dat de kosten van een ziekenhuisopname hoger zijn voor oudere polishouders dan voor jongere.

Op 16 augustus 2004 leidde Test Aankoop een stakingsvordering in tegen de verzekeraar.

Beslissing

Het vonnis bevestigt dat een organisatie zoals Test Aankoop bevoegd is om in rechte op te treden op basis van de Antidiscriminatiewet op voorwaarde (1) dat ze aantoont sedert minstens vijf rechtspersoonlijkheid te hebben en (2) in haar statuten de verdediging van de mensenrechten en de strijd tegen discriminatie als één van de doelstellingen heeft staan. In tegenstelling tot de termijnvereiste voor wat betreft de rechtspersoonlijkheid, is er geen termijnvereiste voor wat betreft de statutaire doelstelling. Test Aankoop kan dus in rechte optreden, ook al is de aanpassingen van de statuten van recente datum.

Vervolgens gaat het vonnis dieper in op wat een rechter al dan niet kan bevelen in het kader van een stakingsvordering. De rechter kan bijvoorbeeld een inbreuk op de antidiscriminatiewetgeving vaststellen, en bevelen dat de discriminatie wordt gestaakt, maar de rechter is niet bevoegd om een rechtshandeling nietig te verklaren. De rechter kan geen uitspraak doen over een vordering tot terugbetaling of de verzekeraar verplichten om bepaalde klanten terug te nemen.

Wat de grond van de zaak betreft, herhaalde de rechtbank de voorwaarden waaronder een verschil in behandeling objectief en redelijk kan worden gerechtvaardigd: het verschil in behandeling moet gebaseerd zijn op een legitiem doel en een objectief criterium; het verschil in behandeling moet noodzakelijk zijn om het doel te bereiken; er moet een zeker evenwicht zijn tussen de voor- en nadelen van het verschil in behandeling.

Volgens de rechtbank is het onderscheid dat de verzekeraar maakt niet pertinent want de stijging van de hospitalisatiekosten raakt zowel oude als jonge patiënten.

Het onderscheid op basis van leeftijd werd ook niet noodzakelijk geacht. De verzekeraar zou hetzelfde resultaat hebben bereikt als de premie lineair zou worden aangepast, zonder een onderscheid te maken naar leeftijd. Het non-discriminatiebeginsel, zoals dat wordt geformuleerd in de Antidiscriminatiewet, zou niet zijn gerespecteerd. Dit is des te meer het geval omdat op het moment dat het risico wordt beoordeeld en de premie wordt betaald, al rekening wordt gehouden (of zou moeten worden gehouden) met de leeftijd.

Tot slot wordt in het arrest duidelijk gesteld dat het door de verzekeraar toegepaste onderscheid niet redelijk is en niet gepast is om het gestelde doel te bereiken.

De verzekeraar bood haar verzekerden de mogelijkheid om af te zien van de premieverhoging en genoegen te nemen met een hoger eigen risico of een tweepersoonskamer in plaats van een éénpersoonskamer. De rechter oordeelde dat dit voorstel voor veel verzekerden onacceptabel was en dat het een poging van de verzekeraar was om het verbod om eenzijdig afstand te doen van de verzekering te omzeilen.

Tegen deze uitspraak werd hoger beroep ingesteld.

Trefwoord: verzekeringen.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Ond. Brussel, 7-3-2005