Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, 5 oktober 2004

5 oktober 2004
Actiedomein: Onderwijs
Discriminatiegrond: Geloof of levensbeschouwing
Gerechtelijk arrondissement: Limburg

Zes leerlingen dienden op 22 september 2004 een vordering tot staking in tegen het schoolreglement van een provinciale handelsschool waarin wordt gesteld dat de leerlingen geen hoofddeksel mogen dragen in de klas, in de studie- of in de eetzaal. De leerlingen meenden dat zij gediscrimineerd werden op basis van hun geloof en dat er een inbreuk werd gemaakt op hun godsdienstvrijheid omdat ze geen hoofddoek meer mochten dragen.

Omdat enkele ouders en leerlingen na het instellen van de vordering het schoolreglement tekenden, is de rechter van oordeel dat zij geen belang meer hebben in de procedure.

Voor de andere leerlingen stelt de rechter dat er geen sprake is van directe discriminatie, aangezien zij worden toegelaten tot het volgen van de lessen.

Ook van indirecte discriminatie is geen sprake, aldus het vonnis. Godsdienstvrijheid is immers geen absoluut recht en kan onderworpen worden aan wettelijke beperkingen of aan beperkingen die in een democratische samenleving nodig zijn voor de openbare orde, gezondheid of zedelijkheid of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. In het vonnis lijkt de rechter rekening te houden met de argumenten van de schooldirectie dat zij wenst te voorkomen dat een maatschappelijk debat, zoals in Frankrijk met betrekking tot het dragen van hoofddoeken in openbare scholen, hun onderwijstaak zou bedreigen. Tenslotte benadrukt de rechter dat door de radicale houding van de betrokken meisjes de rust in de school werd verstoord.

Beroep: Antwerpen, 14 juni 2005

Trefwoord: school - hoofddoek