Hof van beroep van Brussel, 8 november 1991

8 november 1991
Actiedomein: Andere domeinen
Discriminatiegrond: Racisme
Gerechtelijk arrondissement: Brussel
Rechtsmacht: Hof van Beroep

Het hof van beroep bevestigt het vonnis, zoals uitgesproken door de correctionele rechtbank van Brussel op 11 april 1991. De correctionele rechtbank van Brussel overweegde in zijn uitspraak van 11 april 1991 dat de rol van een getuige zich beperkt tot het vermelden van wat hij gezien, gehoord of begrepen heeft. Het komt hem niet toe om zijn eigen mening of oordeel te verkondigen over de zwaarte van de feiten of over de verantwoordelijkheid van de dader. Een historicus, die reeds werd veroordeeld wegens het ontkennen van de genocide van het joodse volk, wordt derhalve niet opgeroepen als moraliteitsgetuige bij een strafproces op grond van de wet van 30 juli 1981.

De beschuldigde moet het bewijs van het ten laste gelegde feit leveren en de algemene bekendheid ervan is geen verschoningsgrond voor de eerroof. Het zonder enig bewijs verklaren dat een journalist lid is van de Israëlische Geheime Dienst leidt tot een misdrijf van eerroof.

Een mengelmoes van ideeën die meer te maken heeft met een politieke ideologie dan met wetenschappelijk onderzoek en die als enig doel heeft de joodse gemeenschap af te schilderen als profiteurs van een belachelijke zwendelarij, valt onder de antiracismewet.

Het insinueren van een verdraaiing van de werkelijkheid is niet alleen kwetsend voor de overlevenden en beledigend voor de slachtoffers van het nazisme, maar wil vooral agressieve reacties oproepen tegen diegenen die beschuldigd worden van deze misleiding en is dan ook duidelijk een aanzet tot discriminatie, zoals bepaald in de wet.

Downloads