Correctionele rechtbank Luik, afdeling Luik, 21 april 2022

21 april 2022
Actiedomein: Media/internet
Discriminatiegrond: Racisme
Gerechtelijk arrondissement: Luik

Een islamitische godsdienstleerkracht verspreidt via de sociale media antisemitische gedachten. Hij verdedigt zich door te zeggen dat hij gewoon zijn mening deelde maar niet wou aanzetten tot haat.

Datum: 21 april 2022

Instantie: Correctionele rechtbank Luik, afdeling Luik

Criterium: racisme

De feiten

Een leraar islamitische godsdienst werd vervolgd voor het plaatsen van twee video's op Facebook. In de eerste reciteert een imam een gebed waarin hij oproept tot het ongeluk van de joden, de Moedjahedien (strijders voor de Jihad) verheerlijkt en de Jihad bepleit. De tweede bevat een tekst waarin Gaza wordt verheerlijkt en wordt opgeroepen tot de strijd voor de onafhankelijkheid ten opzichte van de zionistische kruisvaarders-bezetters, zonder dat een specifieke bedreiging wordt geuit.

De openbare instelling ‘Wallonie-Bruxelles Enseignement’ stelde zich burgerlijke partij in deze zaak. Unia was geen burgerlijke partij in deze zaak.

Juridische kwalificatie

De beklaagde werd door het parket vervolgd voor:

  • Het aanzetten tot haat of geweld tegen een groep, een gemeenschap of hun leden (art. 20, 4° van de antiracismewet van 30 juli 1981).

Beslissing

De correctionele rechtbank was van oordeel dat de beklaagde door de publicatie van de eerste video effectief had aangezet tot haat of geweld ten opzichte van joodse mensen.

Beklaagde heeft allereerst aangevoerd dat hij de video in kwestie alleen maar had gedeeld en niet gepubliceerd. De rechtbank wees erop dat, zelfs indien hij niet de auteur was, de beklaagde zijn berichten openbaar had gemaakt en zich er niet door enige commentaar van had gedistantieerd en er dus bewust voor had gekozen de berichten te delen zoals ze waren.

Hij beweerde vervolgens dat deze publicaties een politiek karakter hadden en een aansporing waren om in Palestina oorlog te voeren tegen de Staat Israël, en geen aanzetten tot haat vormden.

Op basis van een vertaling van de woorden van de Imam in de eerste video, oordeelde de rechter dat alle Joden het doelwit waren, en niet alleen de Staat Israël en dat werd opgeroepen om hen zeer slecht te behandelen. De oproep tot het ongeluk van de Joden, gekoppeld aan de verheerlijking van de Moedjahedien, is volgens de rechter een vorm van aanzetten tot haat en geweld tegenover de Joden. 

Wat de tweede video betreft, vindt de rechtbank dat deze de uiting was van een politieke overtuiging.

De beklaagde werd veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf en een geldboete van 600 euro, met 3 jaar uitstel voor de gevangenisstraf en de helft van de geldboete.

De beklaagde heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, dat dus niet definitief is. 

Aandachtspunten

  • Met dit vonnis wijst de rechtbank er nogmaals op dat eenieder verantwoordelijk is voor de inhoud die hij op sociale netwerken verspreidt, zelfs indien hij een publicatie slechts ‘deelt’. De rechtbank onderstreept hoe belangrijk het is om de juiste aard van deze publicaties na te gaan en zich te distantiëren van passages die men afkeurt.
  • Bij de beoordeling van de straf heeft de rechter rekening gehouden met "de noodzaak om de beklaagde, ook al is hij godsdienstleraar, te doen inzien dat respect voor anderen een elementaire sociale waarde is die niet mag worden geschonden". De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de alleenstaande aard van het strafbare feit, aangezien de beklaagde gedurende bijna tweeënhalf jaar niet van enig ander soortgelijk strafbaar feit werd beschuldigd.
  • De rechtbank vindt ook dat de door Wallonie-Bruxelles Enseignement ingestelde burgerlijke vordering ontvankelijk was voor zover het gedrag van de beklaagde haar imago en haar onderwijs had geschaad. 
  • De godsdienstleraar werd onderworpen aan een administratieve schorsingsmaatregel. Later werd zijn loon met de helft verminderd (artikel 157quater Koninklijk Besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, …). In een arrest van 29 juli 2022 verwierp de Raad van State het dringende verzoek om de schorsing te bevelen van de maatregel (artikel 17, § 1 Gecoördineerde wetten op de Raad van State).

Afgekort: Corr.rb. Luik, afd. Luik, 21-04-2022

Downloads