Arbeidsrechtbank Luik, afdeling Luik, 5 maart 2024

5 maart 2024
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Handicap
Gerechtelijk arrondissement: Luik
Rechtsmacht: Arbeidsrechtbank

De voorzitter van de arbeidsrechtbank oordeelt dat een brandweerman het slachtoffer werd van directe discriminatie op basis van handicap en van het weigeren van redelijke aanpassingen.  De voorzitter van de arbeidsrechtbank legt positieve maatregelen op aan de werkgever (samen met een dwangsom) en kent een forfaitaire schadevergoeding toe van zes maanden brutoloon.

Datum : 5 maart 2024

Instantie : arbeidsrechtbank

Criterium : handicap

Actiedomein : werk

De feiten   

Een brandweerman, die in 2010 was benoemd, kreeg een arbeidsongeval in 2017. Daardoor kon hij geen zware lasten meer tillen. Daarom werd hij vanaf 2017 tewerkgesteld als chauffeur en dispatcher bij de operationele diensten volgens de uurregeling van de wachtdiensten. In 2023 trad een nieuwe verantwoordelijke aan. De brandweerman moest een opleiding volgen, voor ambulancier, en vroeg hiervoor een vrijstelling aan omdat hij die functie toch niet kon uitoefenen (wat overigens werd bevestigd door de arbeidsgeneesheer). De brandweerman werd vervolgens overgeplaatst van de operationele diensten naar de administratieve diensten. Daar werd hij tewerkgesteld volgens de gewone uurregeling.

De brandweerman meende dat er sprake was van discriminatie en vroeg om de functie van chauffeur en dispatcher te kunnen blijven uitoefenen (hij oefende die functie overigens al zes jaar uit). Hij wees ook op het gebrek aan chauffeurs bij de operationele diensten.

Beslissing

De voorzitter van de arbeidsrechtbank van Luik bevestigde dat er sprake was van het beschermd kenmerk handicap (“een duurzame belemmering voor de volledige en effectieve deelname aan het professionele leven”) en a fortiori van het beschermd kenmerk gezondheidstoestand.

Volgens de voorzitter van de arbeidsrechtbank moest het standstill-principe worden toegepast. De brandweerman had niettegenstaande zijn handicap zijn functie normaal uitgeoefend gedurende zes jaar, op maat van zijn mogelijkheden en dankzij redelijke aanpassingen.

De voorzitter van de arbeidsrechtbank oordeelde:

Dat er sprake was van directe discriminatie op basis van handicap. Het gemaakte onderscheid kon niet worden gerechtvaardigd door een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste. Bovendien kon het onderscheid niet objectief worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, waarbij de middelen om dat doel te bereiken gepast en noodzakelijk waren.

Daarnaast was er sprake van het weigeren van redelijke aanpassingen.  Niets belette immers dat de redelijke aanpassingen, die al zes jaar van toepassing waren, ook in de toekomst werden voortgezet.

De voorzitter van de arbeidsrechtbank legde positieve maatregelen op, namelijk re-integratie van de brandweerman in de operationele diensten. Er werd een dwangsom opgelegd van 250 euro per dag dat de brandweerman niet opnieuw in de operationele diensten werd tewerkgesteld.  Daarnaast werd aan de brandweerman de forfaitaire schadevergoeding van zes maanden brutoloon toegekend.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbrb. Luik, afd. Luik, 5-3-2024 – rolnummer RG 23/25/C