Arbeidshof Brussel (Nederlandstalig), 6 mei 2024

6 mei 2024
Actiedomein: Werk
Discriminatiegrond: Andere gronden
Gerechtelijk arrondissement: Brussel
Rechtsmacht: Arbeidsrechtbank

Het arbeidshof oordeelt in dit arrest dat een vakbondsafgevaardigde werd gediscrimineerd op grond van zijn syndicale overtuiging en dat de forfaitaire schadevergoeding van 6 maanden brutoloon uit de Antidiscriminatiewet kan worden gecumuleerd met de vergoeding op grond van de wet van 19 maart 1991.

Datum: 6 mei 2024

Instantie: arbeidshof

Criterium: syndicale overtuiging

Actiedomein: werk

De feiten   

Een vakbondsafgevaardigde werd ontslagen omdat hij volgens de werkgever niet langer voldeed aan de vereisten voor zijn functie. Het slachtoffer meende dat het ontslag discriminatoir was (op grond van zijn syndicale overtuiging).

In een vonnis van 5 augustus 2021 oordeelde de arbeidsrechtbank van Leuven dat de vakbondsafgevaardigde geen aanspraak kon maken op de forfaitaire schadevergoeding van 6 maanden brutoloon uit de Antidiscriminatiewet. Hij had reeds een vergoeding ontvangen op grond van de wet van 19 maart 1991 betreffende de bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden. Volgens de arbeidsrechtbank kon die vergoeding niet worden gecumuleerd met de vergoeding uit de Antidiscriminatiewet.

De arbeidsrechtbank van Leuven kende aan de vakbond een forfaitaire schadevergoeding toe van 1.300 euro op grond van de Antidiscriminatiewet wegens het onregelmatig ontslag van hun afgevaardigde.

Beslissing

Het arbeidshof oordeelt in dit arrest dat de vakbondsafgevaardigde werd gediscrimineerd op basis van zijn syndicale overtuiging en dat de forfaitaire schadevergoeding van 6 maanden brutoloon uit de Antidiscriminatiewet kan worden gecumuleerd met de vergoeding op grond van de wet van 19 maart 1991.

Het arbeidshof  vestigt de aandacht op enkele belangrijke principes:

·        Beschermd kenmerk syndicale overtuiging

Het beschermd kenmerk syndicale overtuiging verwijst naar (1) het lidmaatschap van een vakorganisatie, (2) de syndicale overtuiging en (3) de syndicale activiteit.

·        Bewijslast

Het slachtoffer moet feiten aanvoeren die het bestaan van discriminatie kunnen doen vermoeden (en dus geen feiten die het bestaan van discriminatie doen vermoeden). Dat betekent dat het slachtoffer moet aantonen dat de verweerder daden heeft gesteld, of opdrachten heeft gegeven, die prima facie discriminerend kunnen zijn.

·        Cumul schadevergoedingen

Noch de wet van 19 maart 1991, noch de Antidiscriminatiewet bevatten een bepaling over de cumul van schadevergoedingen. Wanneer daarover niets uitdrukkelijk is bepaald, is de cumul van schadevergoedingen mogelijk op voorwaarde dat wordt aangetoond dat de schadevergoedingen een verschillende finaliteit hebben en een verschillende schade vergoeden.

Dat is het geval volgens het arbeidshof. De schadevergoeding uit de wet van 19 maart 1991 is bedoeld om de schade te dekken die volgt uit het feit dat de werkgever ervoor gekozen heeft om de procedures niet te volgen en vormt een minimum opzegvergoeding. De vergoeding uit de Antidiscriminatiewet is een sanctie voor het discriminerend gedrag van de werkgever.

Het arbeidshof oordeelt ten slotte dat aan de vakbond ten onrechte een schadevergoeding van 1.300 euro werd toegekend door de arbeidsrechtbank. Er is geen domein uit de Antidiscriminatiewet van toepassing (want er is geen arbeidsbetrekking tussen de werkgever en de vakbond)  en de vakbond kon geen feiten aanvoeren die het bestaan van discriminatie tegenover haar op basis van syndicale overtuiging konden doen vermoeden.

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbh. Brussel (Nl.), 6-5-2024 – rolnummer 2022/AB/702 en 2022/AB/752