Arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen, 13 december 2023

13 december 2023
Actiedomein: Andere domeinen
Discriminatiegrond: HandicapAndere gronden
Gerechtelijk arrondissement: Antwerpen
Rechtsmacht: Arbeidshof

In een polis van een verzekering gewaarborgd inkomen wordt een uitzondering voorzien voor het geval waarin de arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een psychische aandoening van de verzekerde. Het arbeidshof oordeelt dat deze bepaling in strijd is met de Antidiscriminatiewet en bijgevolg nietig is. Het arbeidshof bevestigt hiermee een vonnis van de arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Mechelen van 11 januari 2022.

Datum: 13 december 2023

Instantie: arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen

Criterium: handicap en gezondheidstoestand

Actiedomein: sociale bescherming

De feiten   

Een vrouw is arbeidsongeschikt als gevolg van een depressie. Ze is begunstigde van een verzekering gewaarborgd inkomen. In de verzekeringspolis staat dat de waarborg wordt beperkt tot twee jaar in geval van psychische aandoeningen. Voor andere ziektes of aandoeningen is dat niet het geval.

Beslissing

De antidiscriminatiewet beschermt tegen discriminatie op grond van de gezondheidstoestand of een handicap. Het maakt niet uit of die gezondheidstoestand of handicap het gevolg is van een lichamelijke of psychische aandoening. De verzekeringspolis toont een vermoeden van discriminatie aan, want in het geval van psychische aandoeningen wordt de waarborg beperkt tot twee jaar. Voor andere aandoeningen is dat niet het geval. Bijgevolg moet de verzekeringsmaatschappij aantonen dat er geen sprake is van discriminatie.

Vooreerst meent de verzekeringsmaatschappij dat er geen discriminatie is, omdat alle personen die zich in een gelijkaardige situatie bevinden op gelijke wijze worden behandeld. Daar gaat het arbeidshof niet mee akkoord. Zowel verzekerden met een psychische aandoening als verzekerden met een lichamelijke aandoening hebben een aandoening en toch worden ze anders behandeld.

Vervolgens meent de verzekeringsmaatschappij dat het onderscheid objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en dat de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn. De arbeidsrechtbank onderzoekt in detail de argumenten van de verzekeringsmaatschappij:

  • De verzekeringsmaatschappij stelt dat ze moet differentiëren om de premies betaalbaar te houden. Zonder beperking in de tijd voor psychische aandoeningen zouden de premies veel te hoog worden.
  • Het arbeidshof verwijst naar het feit dat de antidiscriminatiewet van openbare orde is. Verzekeringsmaatschappijen mogen differentiëren, maar ze mogen geen ongerechtvaardigd onderscheid maken op basis van een beschermd kenmerk uit de antidiscriminatiewet.
  • De verzekeringsmaatschappij stelt dat ze de contractuele vrijheid heeft om bepalingen al dan niet op te nemen in haar verzekeringspolissen.
  • Het arbeidshof bevestigt de contractuele vrijheid, maar die mag niet leiden tot een schending van de bepalingen uit de antidiscriminatiewet.
  • De verzekeringsmaatschappij stelt dat psychische aandoeningen een langer herstel vergen. Vandaar dat de verzekering in de tijd moet worden beperkt om de financiële stabiliteit en rentabiliteit te garanderen.
  • Het arbeidshof oordeelt dat de verzekeringsmaatschappij niet aantoont dat een psychische aandoening langer duurt.
  • De verzekeringsmaatschappij stelt dat een lichamelijke aandoening objectief kan worden vastgesteld. Bij psychische aandoeningen is dat niet het geval.
  • Het arbeidshof oordeelt dat de verzekeringsmaatschappij niet aantoont waarom een psychische aandoening niet zou kunnen worden vastgesteld door een arts op basis van objectieve symptomen.
  • Ten slotte stelt de verzekeringsmaatschappij dat de re-integratie van mensen met een psychische aandoening in het reguliere arbeidscircuit een belangrijk aspect is dat bijdraagt aan hun herstel.
  • Het arbeidshof oordeelt opnieuw dat niet wordt aangetoond dat dit het geval is.

Het arbeidshof besluit dat het onderscheid dat wordt gemaakt in de verzekeringspolis niet gerechtvaardigd is en dus in strijd is met de Antidiscriminatiewet. Artikel 15 antidiscriminatiewet bepaalt dat bepalingen die in strijd zijn met de Antidiscriminatiewet nietig zijn. Het arbeidshof bevestigt dan ook het vonnis van de arbeidsrechtbank

Unia was geen betrokken partij.

Afgekort: Arbh. Antwerpen, afd. Antwerpen, 13-12-2023 – rolnummer 2022/AA/129