Haatmisdrijven in Europe en in België: nog steeds een realiteit

27 november 2012

Vandaag, 27 november 2012 heeft het Europees Agentschap voor Fundamentele Rechten ( FRA) twee rapporten gepubliceerd die bevestigen dat haatmisdrijven een dagdagelijkse realiteit binnen de EU vertegenwoordigen.

Deze rapporten benadrukken de noodzaak voor de EU en haar lidstaten om de zichtbaarheid van haatmisdrijven te verhogen en de daders te doen verantwoorden voor hun daden teneinde deze misdrijven beter te bestrijden. De twee rapporten van FRA onderzoeken haatmisdrijven vanuit het oogpunt van de rechten van het slachtoffer.

Voor wat België betreft, bevestigt het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding deze bevindingen: “haatmisdrijven waren voornamelijk bekend als fenomenen die verband hielden met de herkomst van het slachtoffer. Het ging met andere woorden om misdaden en misdrijven van racistische aard”, aldus Jozef de Witte, directeur van het Centrum “Maar de recente actualiteit herinnert er ons aan dat ook andere criteria zoals de seksuele geaardheid, de filosofische of religieuze overtuiging,…. in aanmerking komen. Deze feiten worden steeds beter herkend en geregistreerd, maar er moet nog aan een grondige bewustmaking gewerkt worden, van zowel de politie en het parket als van de slachtoffers zelf.”

Ter herinnering is een haatmisdrijf (‘hate crime’) een overtreding waarvan één van de drijfveren de vijandigheid is tegen het slachtoffer omwille van zijn of haar herkomst, godsdienst, seksuele geaardheid of eender welk discriminatiecriterium die de wet beschermt. Dit “verwerpelijk motief” kan een verzwarende omstandigheid vormen en dus tot een zwaardere straf leiden. In dit verband zal een stemming in de Commissie Justitie van de Kamer vandaag plaatsvinden om de wetgeving met betrekking tot de verzwarende omstandigheid te versterken.

“Het blijkt ook dat de schade toegebracht aan een slachtoffer van een misdrijf met verwerpelijk motief, vaak een belangrijke psychologische impact heeft op hem of haar” , verklaart Jozef De Witte. “Het slachtoffer is immers niet louter slachtoffer omdat het zich op het slechte moment op de slechte plaats bevond of omdat het in conflict kwam met de dader van het misdrijf: het is door de dader uitgekozen op basis van één van de discriminatiegronden. Bijgevolg raakt het verwerpelijk misdrijf het slachtoffer niet alleen in zijn fysieke integriteit. Het is bovendien een aanslag op zijn identiteit zelf.”

Meer informatie? Zie het rapport “Making hate crime visible in the European Union: acknowledging victims’ rights” (Zichtbaarder maken van haatmisdrijven in de Europese Unie: erkenning van de rechten van het slachtoffer) kan gedownload worden op de website van de FRA.